et is zondagochtend. Ik zit aan de keukentafel. Krantje erbij, mok dampende gitzwarte koffie voor het grijpen, kokosmakroon on the side. Joyce raast om me heen als een wervelstorm: ze stofzuigt, strijkt, doet de afwas, ruimt op. Ik verroer me niet. Ik kijk wel uit. Alleen als de stofzuiger gevaarlijk dicht bij mijn voeten komt, til ik ze lui omhoog. Ze kijkt me aan met een blik die ik van haar ken als onze wasmachine stuk is. Of bij een andere grote teleurstelling. Maar ik blijf kalm. Iedereen heeft zijn talenten. Joyce blinkt uit in actie. Ik in andere dingen. Niet iedereen kan zomaar niksen op niveau.
In de krant lees ik over Cal Newport, een Amerikaanse wetenschapper die slow productivity predikt. Zijn boodschap is simpel: minder doen, beter denken. Volgens hem ontstaat creativiteit niet door harder te werken, maar door af en toe bewust niks te doen. Niet multitasken, niet elke minuut vullen, maar gewoon zijn. Ook het Nederlandse ‘niksen’ blijkt ineens hip te zijn. Wetenschappers zeggen zelfs dat je brein beter functioneert als je af en toe een beetje uit het raam staart. Ik kijk op van mijn artikel en staar tevreden naar buiten. Er loopt een kat in de tuin. Die doet ook niks. En die ziet er volstrekt zen uit.
Joyce parkeert de stofzuiger met een klap naast me. Ze blaast een plukje haar uit haar bezwete gezicht. “Ga je nog íets bijdragen vandaag meneer Maat?” Haar stem is vriendelijk, maar ik herken dreiging in alle vormen. Zeker als mijn achternaam genoemd wordt. Ik leg mijn krant rustig neer, knik gewichtig en fluister: “Ik bén al bezig. Optimalisatie van mijn mentale ecosysteem.” Ze lacht en schudt haar hoofd. Misschien zou Cal Newport trots op me zijn. Eén ding weet ik zeker: zelfs de grootste ideeën beginnen met een kop koffie, een krant en het lef om even helemaal niks te doen. Ik ben goed bezig. Met niks.